Op het eerste gezicht lijken je hersenen één grote dichte massa. Maar in feite bestaan je hersenen uit biljoenen losse neuronen.

Elk neuron bestaat uit dendrieten, een cellichaam en een axon. Deze zorgen er samen voor dat de informatie die je hersenen binnenkomt, kan worden vervoerd naar het hersengebied dat ermee aan de slag kan.

Naast neuronen vindt je ook glia-cellen. Glia-cellen kunnen geen informatie overdragen maar ondersteunen letterlijk de neuronen. Daarnaast zorgen ze ervoor dat wanneer er iets kapot gaat, het wordt gerepareerd en ze helpen ook bij de voeding van de neuronen.

Het cellichaam van het neuron bestaat uit normale cel met een kern, maar daarom heen zit een speciaal membraan. Dit membraan heeft de taak om ervoor te zorgen dat de juiste stoffen de cel in en uit kunnen. Het membraan bestaat uit een vettige laag waarin ook verschillende eiwitten zitten. Deze eiwitten werken als een kanaal waardoor specifieke stoffen kunnen worden getransporteerd.

Het axon, dat soms wel een meter lang kan zijn, wordt ook omgeven door een vettige stof. Deze stof heet myeline en bestaat voor 80% uit vet en voor 20% uit eiwitten. Myeline zorgt ervoor dat de informatie zo snel mogelijk door het neuron kan worden vervoerd. Dendrieten daarentegen worden niet omgeven door myeline.

Daarnaast vindt je vrijwel overal in het neuron organellen. Organellen zijn eigenlijk mini organen die er samen voor zorgen dat het neuron zijn werk kan doen.

Om deze massa van neuronen en glia-cellen heen vindt je nog de hersenvliezen met hersenvocht die onder andere als stootkussen voor je hersenen werken.

Tessa Dongelmans